Sir Jackie Stewart, Nico Rosberg en David Coulthard blikken
terug op hun ervaringen op het circuit van Zandvoort. Met vier gezamenlijke wereldtitels,
63 gezamenlijke ervaringen en een hoop ervaring vertellen ze de NOS over hun
races, hun uitdagingen en hun crashes op Zandvoort. Sir Jackie is goed bekend met het asfalt in de duinen: hier
reed hij een van zijn eerste races buiten het Verenigd Koninkrijk. Ook won hij
drie keer de Grand Prix van Nederland: in 1968, 1969 en 1973. ‘Ik reed al
Formule 3-races hier toen ik nog een puppy was. Zandvoort heeft altijd een
speciaal plekje in mijn hart gehouden.’ De Schotse drievoudig wereldkampioen
vertelt lovend over de baan: ‘Zandvoort was altijd een geweldige race. Bij
harde wind werd het zand zo het circuit opgeblazen. Dat zie je nergens anders
ter wereld. Het geeft de coureurs een extra, unieke uitdaging.’
Nico Rosberg, eveneens een wereldkampioen in de Formule 1,
heeft ook goede herinneringen op deze baan. Althans, niet helemaal: hij
herinnert zich ook nog zijn Formule 3-crash in de Tarzanbocht, de grootste uit
zijn carrière. ‘Ik was knock-out tot de dokter kwam.’ Op de fiets verkent de
Duitser het vernieuwde circuit. Hij is onder de indruk van de nieuwe Hugenholtzbocht,
met zijn unieke banking: ‘Ongelofelijk, wat mooi dit. Hier kunnen ze
echt alles geven.’ De Duitser vertelt over hoe je op Zandvoort moet rijden: ‘Je
rijdt hier op geheugen. In de kwalificatie pak je de bochten anders dan tijdens
de trainingen en de race. Maar als de wind net anders staat, verandert dat
weer.’
David Coulthard is recenter nog op het circuit geweest. Hij is
nog altijd in dienst van
Red Bull Racing, als rijder voor de demonstraties en
promotiestunts die het team graag en veelvuldig doet. Zo was hij ook aanwezig
bij de Jumbo Racedagen, waar
Max Verstappen demonstratierondes mocht doen in
een oudere Red Bull-auto. ‘Mijn hart klopte in m’n keel’, vertelt hij daarover.
‘Ik zag Max Verstappen uit het zicht verdwijnen en was bang zijn auto in
duizend stukjes terug te zien na de top. Soms ben blij dat ik geen coureur meer
ben.’