Jack Plooij studeerde tandheelkunde en slaagde zelfs cum laude in 1986. Toch is de 57-jarige geboren Amsterdammer niet fulltime bezig met zijn praktijk en dat komt doordat Plooij vrij onverwacht in aanraking kwam met het racen. De huidige pitreporter van Ziggo Sport doet zijn verhaal tegenover GP Gazette.
'Een vriend van mij werkte voor een raceteam, hij was een monteur', begint Plooij bij het magazine. 'We zaten in een kroeg en ik klaagde over mijn werk. Hij zei: 'Kom zondag met mij mee. Dan gaan we naar het circuit, kan je een biertje drinken en plezier maken'. Ik ging daar dus heen en nam plaats aan een tafel. Ik noteerde alles wat er binnen het team gebeurde en aan het eind van de dag kwam de teambaas naar me toe. Hij vroeg of ik een leuke dag had gehad. Ik zei het erg leuk gevonden te hebben.'
Vervolgens vroeg diezelfde teambaas Plooij of hij al het werk dat hij die dag gezien had interessant vond. 'Ik zei hem dat ik vijftien man druk bezig zag met hetzelfde werk. Ik vertelde hem dat hij zo tien werknemers kon ontslaan en veel effectiever kon werken. Hij vroeg me wat ik volgende week zou doen en plots was ik teammanager, niemand wist dat ik eigenlijk een tandarts was.'
De eerste periode van Plooij in de racerij ging erg voortvarend. 'We werden kampioen van Nederland, vervolgens van de Benelux en zelfs kampioen van Europa. Als je dat laatste won mocht je in zogenaamde 'F1-support races' rijden. Dat gebeurde in Monza en toen de marshalls de pitstraat opruimden, verstopte ik mij in de badkamer door de deur op slot te doen. Toen de pitstraat opgeruimd was kwam ik eruit en hing ik mijn pas op mijn nek, dan zou het min of meer lijken op een officiële F1-pas. Toen zat ik ineens in de Formule 1.'
'Ik liep rondjes door de pitstraat en maakte foto's. Toen voelde ik een hand op mijn schouder, het was Olav Mol. Hij vroeg me wat ik aan het doen was. 'Blijf hier staan', zei hij. Hij kwam even later terug met een walkie-talkie en zei mij dat ik alles wat ik zag in de pitstraat tijdens de race moest doorgeven. Zo startte het allemaal', besluit Plooij.