De Grand Prix van
Zandvoort maakte veel los bij de Nederlandse Formule 1-fans, maar liet zeker
ook haar sporen na bij het aanwezige personeel. Het race-evenement op eigen bodem
viel zeer in de smaak bij de rechtenhouders van de sport, die Circuit Zandvoort
omgetoverd zagen worden tot een waar festivalterrein. Sean Dunnett was van de
partij voor ExxonMobil. Namens de brandstofleverancier adviseert hij Red Bull
Racing en AlphaTauri over het gebruik van het materiaal, al werd dat hem door
het kabaal vanaf de tribune in Zandvoort wel moeilijk gemaakt. In een terugblik
met F1Maximaal.nl doet hij zijn
verhaal. ‘Fantastisch’, gebruikt hij als eerste woord om het gevoel aan
te geven dat het evenement bij hem achtergelaten heeft. ‘Ik denk dat het een
cadeautje was om zo’n steun te ervaren als onderdeel van het Red Bull-team. We
gaan al jaren achter elkaar naar Italië en hoe het publiek daar achter Ferrari
staat, is niet te vergelijken met hoeveel steun er voor Red Bull was gedurende
die race.’ Uiteraard racete op Circuit Zandvoort een Nederlander mee, die
bovendien groot kanshebber was voor de overwinning. Dat werkte alleen maar in
het voordeel van het al bestaande enthousiasme, vergelijkbaar met het hoe
Charles Leclerc de Grand Prix op Monza ervoer in 2019.
Niet alleen de extreme steun voor de Red Bull-coureur maakte
het weekend memorabel. Dunnett: ‘Mensen kwamen om negen uur ’s ochtends al naar
het circuit, dat zie je doorgaans niet. Fans komen meestal vijftien tot twintig
minuten voor de eerste sessie aan. Dat ze zo vroeg in de ochtend er al waren,
dat heb ik nog nooit meegemaakt’, benadrukt hij. Vanaf het moment dat de
tribunes volstroomden, werd de sfeer alleen nog maar beter: ‘Bezoekers waren
aan het drinken en hadden het naar hun zin. Ze zagen de race echt als een
motorsport-festival. Ik denk dat dat een mooie opzet is voor het weekend, dat
het een evenement is voor de hele dag.’
‘De energie die er hing, met DJ en al, daar kunnen andere
circuits nog wat van opsteken. Ook de tribunes waren bijvoorbeeld juist
gepositioneerd. Een van de grootste grandstands
bevond zich pal naast de pitstraat. Bij de meeste circuits zijn die tribunes
verspreid over de baan. Dan krijg je dus niet de mate van steun in de pitstraat
die er in Zandvoort wel was’, verklaart de ingenieur. Toen de bolides eenmaal
op het asfalt stonden en de start-finish over reden, klonk er een ware brul,
alsof de twintig auto’s zich in het hol van een Nederlandse leeuw bevonden, wat eigenlijk natuurlijk ook wel een beetje het geval was.
‘Het geluid, het was bijna een oorlogskreet, fenomenaal! Ik kijk er absoluut
naar uit om volgend jaar weer te gaan. Ik hoop dan ook dat de Oranjefans zich
massaal weer richting het circuit begeven.’
Steun voor Red Bull
wekt indruk bij Mercedes
Dunnett was niet de enige die overweldigd werd door de sfeer
die er op het circuit in de badplaats hing. Van diverse teams zag hij
werknemers foto’s maken van de mensenmassa die in oranje kledij het feest kleur
gaven. ‘Zelfs het
Mercedes-team was foto’s aan het maken van de mensen. Men is
gewoon niet gewend om dat te zien. Natuurlijk hebben we anderhalf tot twee jaar
geracet zonder toeschouwers, dan mis je die energie. Helaas heb je daarnaast
Grands Prix waarvan de activiteit op het circuit meer op een optocht lijkt. Het
is dan lastig om de menigte zo mee te krijgen. Om weer het gevoel van zo’n
enthousiaste menigte te ervaren, was geweldig. Je zou bijna vergeten dat COVID
ooit plaats heeft gevonden en we weten hoe de evenementen er weer uit moeten gaan
zien. Dit gaat de boeken in als een van mijn favoriete races en staat zeker in de top drie, of vier. Al
had Verstappen de race niet gewonnen, de atmosfeer had de wedstrijd minstens zo
memorabel gemaakt.’
De rol van ExxonMobil
binnen Red Bull
Dunnett reist in dienst van ExxonMobil al vier jaar mee met
het Formule 1-circus en heeft in dienst van de twee teams van Red Bull
voldoende meegemaakt, op en naast het circuit. Hoe kom je eigenlijk in zo’n
positie terecht? Hij licht het haarfijn toe: ‘Ik heb een master behaald in scheikunde
en begon mijn carrière in het laboratorium van ExxonMobil als
Equipment Engineer. Ik had de mazzel dat
ik benaderd werd met de vraag of ik het
F1-team wilde bijstaan, dat was een
flinke stap. Sindsdien ben ik daar advies gaan leveren aan
Red Bull Racing,
maar ook AlphaTauri. Veel van de promotie van het merk en het werk lijkt op Red
Bull gericht, maar met AlphaTauri werken we net zo nauw samen. Ons takenpakket
begint in onze thuiskantoren. Wij zorgen voor het verschepen van de producten
naar de races. Denk hierbij aan brandstof, oliën en smeermiddel. Wij
organiseren in samenwerking met DHL hoe de producten op het circuit terecht
komen.’
‘Zo nu en dan transporteren we het materiaal door de lucht,
maar meestal gaat dit met trucks of via het water’, vervolgt de chemicus.
Daarin heeft Brexit de laatste jaren wel een extra obstakel gevormd. Nu
Groot-Brittannië geen deel meer uitmaakt van Europa vergt het een toenemende
mate van papierwerk om het materiaal naar de rest van het continent te krijgen.
Een complexiteit waar ExxonMobil aan heeft moeten wennen. Wanneer het
logistieke onderdeel geregeld is, reizen de werknemers af naar het circuit dat
aangedaan wordt – meestal op dinsdag of op woensdag al. Op locatie steekt
Dunnett meteen de handen uit de mouwen en controleert hij de meegereisde
producten op kwalitatieve waarden. Zo meet hij in het lab de dichtheid en
viscositeit van de vloeistoffen met scheidingskits, en ander gereedschap. ‘Wij
testen de producten op kwaliteit om zeker te zijn van dat er in het verschepingsproces
niets mee gebeurd is en dat er geen temperatuurschommelingen plaats hebben
gevonden. Ons smeermiddel presteert in een F1-bolide bij een temperatuur van
tweehonderd tot tweehonderdvijftig graden. Soms moeten we het middel dus
opwarmen voordat het gebruikt kan worden.’
Kwaliteitscontrole op
het asfalt van een F1-circuit
ExxonMobil gaat dus uiterst grondig te werk op locatie,
zoals als vanzelfsprekend nodig is in een sport waar alles om details draait. Dat
besef is bij de brandstofleverancier zeer duidelijk doorgedrongen. Gebeurt het
vaak dat zo’n smeermiddel te warm of te koud is geworden gedurende het
transport, of op het circuit zelf? ‘Dat kan, maar soms is het ook totaal
afhankelijk van het evenement’, meldt Dunnett. ‘Ik kan mij nog een race herinneren in Austin (waar de Grand Prix van de Verenigde Staten verreden
wordt, red.) drie jaar geleden. In Texas is het doorgaans snikheet, maar toen
we daar aankwamen, was het ijskoud. Veel kouder dan je zou verwachten. In zo’n
geval hebben we 'warmers', vergelijkbaar met bandenwarmers. Daar wikkelen we onze
vloeistoffen in zodat deze opwarmen en zo optimaliseren we het gebruik voor
Formule 1-teams. In tegenstelling tot onze commerciële producten, die in de
buitenlucht in Alaska hetzelfde moeten doen als in de warme zomers van Texas,
worden de F1-middelen echt aangepast aan het precieze gebruik in een F1-auto.
Zo bereiden wij ons dus voor op een raceweekend.’
Als eenmaal vastgesteld is dat de olie, brandstof en het
smeermiddel op temperatuur is en in perfecte staat is aangekomen, gaat het
vizier op de rest van het raceweekend. ExxonMobil doet voor haar partners veel
analyses omtrent de slijtage van diverse onderdelen, geeft Dunnett aan: ‘We
meten het gebruik van de motor en de versnellingsbak, en de olie die daar
doorheen stroomt. Wij nemen gereedschap mee naar het circuit waarmee wij de
waarden van de individuele metalen af kunnen lezen. Na een oefensessie van
dertig ronden nemen we dus een monster af, wat we naast een monster van
voorafgaand aan de sessie leggen. Naar aanleiding van die monsters kijken we
wat er gebeurd is met de metaalniveaus, het ijzer in het mengsel, het lood, dat
soort componenten. Als we hier afwijkende waarden zien, kunnen we dat bij het
team aangeven en zeggen: er is iets aan de hand met de slijtage van de
versnellingsbak. We vragen dan of ze de versnellingsbak intensiever gebruiken
of dat het een probleem is dat om een onderdeelwissel vraagt. Die gaten in de
informatievoorziening van het team vullen wij in met olieanalyses.’
Brandstof als bloed
van de Formule 1-bolide
Er ontstaat uit de woorden van de brandstofexpert een
duidelijk beeld van wat er zich achter de schermen precies afspeelt. Het lijkt
wel of het laboratorium van ExxonMobil gebruikt wordt als een soort bloedbank –
ze nemen bloed af bij de bolide en kunnen naar aanleiding van die waarden zien
wat er aan de hand is met het lichaam, of in dit geval de F1-bolide. ‘Dat is ook precies wat
we doen’, bevestigt hij. ‘Je neemt bloed af om te zien of alles in orde is met
de auto. Als dit niet het geval is, kunnen we het daadwerkelijke probleem pinpointen en uitleggen waar het vandaan
komt, of wat er voor nodig is om een probleem te verhelpen. Voorafgaand aan een
race wil je immers geen componenten inzetten die een risico vormen voor het eindresultaat.
Je wil garanderen dat de auto de eindstreep haalt.’
Het gaat echter verder dan dat: ‘We hebben gereedschap dat
kan bepalen wat voor vloeistof er precies lekt wanneer een van de auto’s een
lekkage ervaart. Stel dat de coureur drinken in de auto morst en het team weet
niet zeker of het remvloeistof is of het drankje, soms leggen ze dat dan bij
ons neer. Wij kijken dan of het gewoon water is of een andere vloeistof.
Als het remvloeistof is, analyseren we waar het vandaan komt en voeren we wijzigingen
door. Het is niet altijd voor de hand liggend met wat voor vloeistof je te maken
hebt.’ Dat ze het team daarmee kunnen helpen is dus een enorm pluspunt. Het
kost anders immers veel meer tijd om er achter te komen wat er precies fout
gaat, en in de Formule 1 telt elke seconde. ‘Soms besparen we daarmee een half
uur of een uur aan tijd. Wat voor vloeistof het ook is, wij kunnen ermee
overweg.’
Door: Christian Moerman, met dank aan Sean Dunnett